ik dompel me onder in ’n klets
natte herfst waarin het bos nu
des te feller geurt en blinkt
waar ik bij zoveel schoonheid
vol vergankelijkheid vanzelf
verstil in alles verzonken raak
wanneer de herfst mijn ogen en
zinnen meer naar binnen keert
’t voorbije langer beklijven laat
waarin een oud verlangen naar
vervlogen jaren zo nu en dan
de kop opsteekt
waar ik in ’n weids en roerloos
landschap loop door de tijd
met rust gelaten
over ’t ooit met paddenstoelen
bezaaide pad, weer aan mijn
vaders hand
(Bert van der Linden, 2014)